Hallo dw (??),

Dat klopt helemaal.
Alleen bij veel testers of meetschakelingen is de kathode aan de nul/min van de voeding aangesloten. Dus dan is het natuurlijk meer een theoretisch verschil dan een praktisch.

Jac

Hallo Wat Jac aangeeft klopt wel

Maar vele testers zijn instelbaar zelfs emmissie testers .

Dan ligt het rooster vaak dicht bij de nul en kan dan ook varieren

van nul tot min 2 volt op het eerste rooster .

Veel van deze tester werken met kaarten en zijn daar op qua anodestroom

aangeven berekend en dit staat dan op de betreffende kaart die bij de te meten

buis hoort.

Ook heb je testers die meten anodestroom en zijn naderhand aan die anodestroom

gekoppeld in stelbaar de steilheid te kunnen meten dit komt vaak

overeen bij Avo .

Dan heb je ook testers die enkel de steilheid meten op een gedeelte van de door

de fabriek aangegen carakteristiek veetal zijn dat amerikaanse testers zo-als

hickok en taylor ach noem maar op .

Met vriendelijke groet Philip.

Beide biasmethoden zijn mogelijk. Indien door middel van de kathodeweerstand de potentiaal van de kathode wordt verhoogd ten opzicht van de voedingsnul spreken we van autobias: het rooster is verbonden middels een roosterlekweerstand met de voedingsnul en de buis stelt zichzelf als het ware in vanwege de stroom die door de buis loopt.
Bij de andere methode wordt door middel van een negatieve hulpspanning het rooster van de buis negatief gemaakt ten opzichte van de voedingsnul, terwijl nu de kathode is verbonden met de voedingsnul.

Omdat het gaat om het relatieve verschil tussen de kathodepotentiaal en de roosterpotentiaal, komen beide mogelijkheden om de buis zijn bias te geven op hetzelfde neer.

In veel gevallen kun je 'voedingsnul' vervangen door 'aarde', maar dikwijls geeft deze manier van bouwen ongewenste groundloops, mede waardoor brom ontstaat.