De maten zijn de gegeven interne capaciteiten tov elkaar en de maximaal gegeven
Kathode tot Heater voltage.

Geeft wat mij betreft een maat voor je vraag.

dag Marcel,

Enige informatie kan je halen uit de uitwendig zichtbare anode. Daar kan je een schaduw van op een vlak laten vallen en die opmeten.

De versterkingsfactor van een triode wordt vastgelegd door de afmetingen. Die afmetingen bepalen de capaciteit Cgk en Cak (rooster-kathode en anode-kathode)
Nu is µ = Cgk/Cak. De capaciteiten kan je bij een koude buis meten en µ staat in het buizenboek.

Je kan proberen met licht schaduwbeelden te maken van de buis onderdelen en daarmee te cijferen. Een dicht gewonden rooster ver van de kathode geeft wellicht hetzelfde effect als een rooster met grote windingsspoed dicht bij de kathode.

Het lijkt me geen eenvoudige taak zonder het glas te breken of x-stralen.

Vriendelijke groeten,

Eduard

Als ik me goed herinner was bij buizen als de ECC83 de afstand
tussen rooster en katode ongeveer 100 micron, bij de ECC88 was
dat nog maar 20 micron. (1 micron is 1/1000 mm.)

Nog een weetje: het rooster van de ECC88 was een zg. raamrooster,
daar werd de draad niet op 2 balkjes maar op een stijf molybdenium
frame gewikkeld. Daarbij was de draad-diameter nog maar 10 micron.
Door deze roosterconstructie werden veel kleinere toleranties in de
afmetingen van het rooster mogelijk en dat opende de weg voor die
kleine k-g afstand.

Groet, Henk