Niks mis mee alleen zou ik de voet wat meer
Afsluiten met een grote pertinax ring van een elco beker
dat ziet ook beter uit met de buis goed regt op .
Huub

Philip

E424 is opvolger van de E415
vervolgens de E428 weer opvolger van de E424,

Philips 2514 werden vroeg met E415 geleverd later met E424.
Bij reparatie werd de E428 gezet.

KY107 dus afhankelijk van voorraad en tijdspanne in de productie of daar wel of geen
E424 in zit.

Schema's en dergelijke worden al te vaak de oudste buizen set genoemd waar met de loop
van productie de boel werd aangepast.

E424 is dus net zo origineel als een E415.

Er zit een spanningsdeler onderin om de roostervoorspanning en het signaal te reduceren.

Eerst voor Philip: mijn bericht klonk inderdaad alsof er een paar sadistische audioslagers aan het werk zijn geweest bij het ontwerp. Maar dit is toch hoe het mij van deskundige zijde is uitgelegd; hier is een citaat uit een mail:
Het andere probleem is dat de impedantie van de speaker boven de 3000 Hz sterk oploopt, en dat deze tonen daardoor te geprononceerd worden weergegeven. Dit wordt bij de KY107 gecompenseerd door een condensator van 6000 cm parallel aan de luidspreker (C11 in het schema). De Philips 2044 is oorspronkelijk ontworpen voor aansturing door een triode, in dat geval wordt het teveel aan hoge tonen teniet gedaan door de (veel lagere) inwendige weerstand van de eindbuis.
Vandaar mijn gedachte dat bij een triode als eindbuis de C11 weer weg mag.

Nou voor Maurice die spanningsdelers. Het hang allemaal niet heel precies, maar de boel zo rechtstreeks aansluiten wordt zeker een puinhoop.
De C- (negatieve spanning) is bij de Erres normaal -20V, maar ik trek minder stroom met mijn PC86. Dan is C- maar 12V of zo en de PC heeft 1.2 nodig dus van de voorspanning moet ik ongeveer een tiende hebben.
De steilheid van de C443 is ongeveer 1.7mA/V maar van de PC86 12mA/V dus van het signaal moet ik ongeveer een zevende hebben.

Ik heb dus een spanningsdeler nodig die gelijkspanning anders reduceert dan wisselspanning en dat kan, door ook de aanvoerweerstand R6 van C- erin te betrekken, die is ontkoppeld met C3. De uitgangssituatie is zo: R6 zit aan een kant aan een negatief punt, halverwege de smoorspoel. De andere kant van R6 is ontkoppeld via C3 naar massa, en aangesloten aan de onderkant van de koppeltransformator. Die trafo heeft een impedantie van 50k (voor gelijkstroom). Hier is het schema van de NVHR site.

In de voet van mijn opzetstuk is een weerstand Ra van 47k aangebracht in de roosterleiding, en een weerstand Rb van 23k tussen rooster en kathode.
De gelijkspanning komt vanuit de smoorspoel en wordt verdeeld over
(R7 plus trafo plus Ra) versus Rb
dat is 140k + 50k + 47k versus 23k dus ongeveer een elfde staat over Rb.
De signaalspanning komt uit de koppeltrafo en ziet R7 niet omdat C3 de onderkant van die trafo aardt, dus het signaal wordt verdeeld over
(trafo plus Ra) versus Rb
dat is 50 + 47 versus 23, dus ongeveer een zesde staat over Rb.

Ik dacht dat ik hiermee de kreet "ervaren" in deze categorie wel heb verdiend....
(Het is natuurlijk een beetje gokwerk of de trafo-impedantie ook 50k is voor signaal, maar vooruit. Ervaren mensen durven ook wel eens iets.)