Paralell of serieschakeling condensatoren (Techniek Radio/TV)

door Robert Gribnau, 19.06.2021, 07:08 (1032 dagen geleden) @ Erwin goossens
Bewerkt door Robert Gribnau, 19.06.2021, 07:23

Dag Erwin,

Ik weet niet zeker of ik jouw vraag nu goed begrijp maar ik waag het er maar op.

Stel je deze 3 situaties voor:

1) 10 pF + 10 pF in serie, waarbij beide condensatoren np0 zijn:

1/Ctot = 1/10 + 1/10 = 0,1 + 0,1 = 0,2 dus Ctot = 5 pF

2) 10 pF + 10 pF in serie, waarbij beide condensatoren een negatieve temperatuurcoëfficiënt hebben van 1 % per graad celsius.

Stel nu dat de temperatuur met 1 graad celsius is gestegen ten opzichte van de temperatuur waarbij de capaciteit van elke condensatoren 10 pF is. Dan geldt voor elke condensator dat de capaciteit met 1 % is afgenomen en is dus 10 – 0,1 = 9,9 pF

De totale capaciteit is dan: 1/Ctot = 1/9,9 + 1/9,9 = 0,10101 + 0,10101 dus Ctot = 4,95000 pF

3) 10 pF + 10 pF in serie, waarvan één condensator np0 is en de andere condensator een negatieve temperatuurcoëfficiënt (1 % per graad celcius) heeft.

Stel nu dat de temperatuur met 1 graad celsius is gestegen ten opzichte van de temperatuur waarbij de capaciteit van de condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt 10 pF is. Dan geldt:

- De capaciteit van de np0 condensator is nog steeds 10 pF

- De capaciteit van de condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt is met 1 % afgenomen, en is dus 10 – 0,1 = 9,9 pF

De totale capaciteit is dan: 1/Ctot = 1/10 + 1/9,9 = 0,1 + 0,10101 dus Ctot = 4,97488 pF


Je kunt het voorgaande natuurlijk ook voor parallelschakeling uitwerken:

1) 10 pF + 10 pF in parallel, waarbij beide condensatoren np0 zijn:

Ctot = 10 + 10 = 20 pF

2) 10 pF + 10 pF parallel, waarbij beide condensatoren een negatieve temperatuurcoëfficiënt hebben van 1 % per graad celsius.

Stel nu dat de temperatuur met 1 graad celsius is gestegen ten opzichte van de temperatuur waarbij de capaciteit van elke condensatoren 10 pF is. Dan geldt voor elke condensator dat de capaciteit met 1 % is afgenomen en is dus 10 – 0,1 = 9,9 pF

De totale capaciteit is dan: Ctot = 9,9 + 9,9 = Ctot = 19,8 pF

3) 10 pF + 10 pF parallel, waarvan één condensator np0 is en de andere condensator een negatieve temperatuurcoëfficiënt (1 % per graad celcius) heeft.

Stel nu dat de temperatuur met 1 graad celsius is gestegen ten opzichte van de temperatuur waarbij de capaciteit van de condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt 10 pF is. Dan geldt:

- De capaciteit van de np0 condensator is nog steeds 10 pF

- De capaciteit van de condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt is met 1 % afgenomen, en is dus 10 – 0,1 = 9,9 pF

De totale capaciteit is dan: Ctot = 10 + 9,9 = 19,9 pF


De conclusie is dus dat het combineren (in serie of parallel) van een np0 condensator en een condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt een totaal oplevert dat ook een negatieve temperatuurcoëfficiënt heeft, maar de coëfficiënt van dit totaal zal lager zijn dan het coëfficiënt van de condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt.

Een tweede conclusie is dat je bij het combineren (in serie of parallel) van een np0 condensator en een condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt op een gewenste negatieve temperatuurcoëfficiënt kan uitkomen als de condensator met negatieve temperatuurcoëfficiënt een hogere coëfficiënt heeft dan je voor het totaal wenst.

Om dat laatste te berekenen, is vast al een formule bedacht maar dat laat ik maar even voor wat het is. Met een beetje schatten en rekenen kom je overigens ook al een eind.

Groet,
Robert


Berichten in deze thread:

 RSS Feed van deze thread

powered by my little forum