Het nummersysteem waar ik op doel, begint niet met een letter die de gloeispanning aangeeft. Het is een derde mogelijke volgorde van letters en cijfers in het typenummer van een Philips-buis, naast de bekende manier van nummeren van ontvangstbuizen en SQ buizen.

Het bestaat uit een optionele letter die verwijst naar de ontwikkelafdeling, dan een volgnummer zonder betekenis en dan de normale letters waar een buis (of later halfgeleider) mee aangeduid kan worden in het Philips/Pro-Electron systeem. Dit zijn interne typenummers die gebruikt werden voordat de buis een definitief typenummer kreeg. Ik hou hiervan een lijst bij op https://www.circuitsonline.net/forum/view/message/1522801#1522801

Voorbeeld: 6DC is het prototype van de DC80. Anders gezegd: de DC80 is waarschijnlijk het 6e ontwerp van een 1,4V triode dat het tot een productiestadium gebracht heeft. Kan dus best dat er een 1DC is die in definitieve productie D1C of DC1 geworden is.

Het is zeker niet gezegd dat dit nummer E1DG daar tussen past, want er zijn twee punten die dat mogelijk kunnen weerleggen:

1) De optionele eerste letter E ken ik niet in dat systeem, dus dat is een twijfelpunt.
2) Bij de letter G ga ik ervan uit dat het een C zou kunnen zijn, dat is een twijfelpunt.

Ik noem dit dus niet als "dat is het" maar als een mogelijkheid om alert op te zijn. Als bijvoorbeeld uit zelf bekijken of uit de foto blijkt dat er een C staat in plaats van een G en een F in plaats van een E, dan is het opeens een stuk waarschijnlijker.

Voorbeeld: Als het nummer in een onduidelijk handschrift op het doosje staat en op de buis staat niets, dan zou ik door kijken en meten als eerste proberen uit te sluiten of het een 1,4V triode is.

Als de opdruk echter haarscherp is en volledig klopt met wat je door hebt gekregen, dan is de kans groter dat de buis volgens een heel ander nummersysteem genummerd is en/of van een andere fabrikant is.

Dan is de verklaring van Sieme een goede mogelijkheid om te onderzoeken.