Hallo Mon,
Eenvoudigste manier om daar snel achter te komen is de Ohm-meter erbij te pakken, en eerst de afzonderlijke wikkelingen en aftakkingen te achterhalen.
De wikkeling(en) met laagste weerstand <1 Ohm zijn dan de gloeiwikkelingen.
Meestal is de wikkeling met de hoogste weerstand (vaak tientallen tot ongeveer 100 Ohm) de secundaire hoogspanningswikkeling. Vaak zit daar nog een midden aftakking in. Als die er in zit tenminste.
Dan vind je nog een (of meerdere) wikkelingen. Moet dan eentje de primaire wikkeling van zijn. Kan ook weer in twee aparte wikkelingen (serie/parallel schakeling voor 220/110V) opgesplitst zijn en/of meerdere aftakkingen hebben.
Ga zo verder...
Dan zou ik beginnen met een bekende transformator met zijn gloeiwikkeling op de
onbekende gloeiwikkeling aan te sluiten, en dan met een variac de bekende trafo te voeden. Begin dan laag (bijvoorbeeld met ongeveer 22V, dan KAN het bijna niet mis gaan, zit je mooi factor 10 lager van de verwachte 220V), en ga dan op de tweede trafo spanningen meten op de wikkelingen die je zojuist hebt geidentificeerd.
Afmetingen van de kern en dikte van het draad is dan wel grofweg het vermogen mee te bepalen.
Groeten,
Matthias