Vanmorgen was ik op bezoek bij een kennis die ruim 40 jaar lang in het onderwijs zat.
Daar kwamen ook taalfouten ter sprake.
Ik gaf aan dat ik opmerkzaam gemaakt was op een taalfout bij de tweede persoon enkelvoud, i.c. moet in "je wordt", het werkwoord worden nu wel of geen t aan het eind.
De lerares deed me een ezelsbruggetje aan de hand, door het werkword te vervangen door lopen.
Staat het ww achter de persoonsvorm, dan volgt een t, dus: "Je loopt een rondje".
Staat de persoonsvorm na het werkwoord, dan volgt er geen t, dus: Ga je met de fiets of loop je naar de bakker?".

Ik moet dus vaststellen dat mijn schrijfwijze toch correct was.

Nee, hoor.
Je verwart de persoonsvorm met het onderwerp.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin.

In je zin "en dan wordt je echt nieuwsgierig wat dat met buizentechniek te maken heeft" is "wordt je" fout en moet "word je" zijn.
Het werkwoord is worden.
Om het onderwerp te vinden, stel je de vraag "wie of wat wordt?"
Het onderwerp is dus "je" in de zin.
Staat nu je of jij achter het werkwoord, dan schrijf je geen "t" achteraan.
Is het onderwerp bv. hij, zij, de hond, mijn oom, je broer, enz. dan schrijf je wel een "t".
Opgelet bij "je broer".
Het onderwerp is hier niet "je" maar "je broer", is dus "hij" en je schrijft dan wel een "t" achteraan.
In je zin wordt het dan "en dan wordt je broer echt nieuwsgierig wat dat met buizentechniek te maken heeft".

Enkele andere voorbeelden:
-je/jij vindt // vind je/jij
-je/jij biedt // bied je/jij
-je/jij wordt // word je/jij
-je/jij landt // land je/jij

Ik stel voor dat je dit eens helemaal goed leest.Hopelijk maakt dit alles duidelijk.
https://wijzeroverdebasisschool.nl/uitleg/werkwoordspelling-d-of-dt

Groeten, Armand