Nederlands Forum over Oude Radio's
Onafhankelijk medium voor liefhebbers en verzamelaars van oude radio's en gerelateerde zaken


Re: Radiobell 200s

Geschreven door Ed van der Weele op 12. Nov 2006 02:05:50:

In reactie op: Re: Radiobell 200s geschreven door Bert op 11. Nov 2006 20:18:26:

Komen de pieptonen elke keer weer na circa 20 minuten terug als je de radio gedurende een half uur hebt laten afkoelen?
Dat kan wijzen op weerstanden of condensatoren die door de warmte van waarde veranderen.

Piepen (genereren) kan veroorzaakt worden door defecte of verlopen schermroosterweerstanden van de mengbuis (UCH42) of middenfrequentversterker (UF41). Of door defecte ontkoppelcondensatoren van die schermroosters.
Begin met het controleren van de hoogspanning op de tweede afvlakelco na de gelijkrichter. Als die spanning na 20 minuten stabiel blijft ga je verder meten.
Sluit daarna je DC voltmeter aan op punt 5 van de UCH42, respectievelijk punt 5 van de UF41, en kijk of de spanning na verloop van tijd verandert. Als dit het geval is heb je te maken met een weerstand die door warmte van waarde verandert. Controleer ook of de gemeten waarde van de weerstanden overeenkomt (met een tolerantie van ± 10%) met de waarde die erop gedrukt staat.
Als de spanning niet verandert kan je de ontkoppelcondensator van het schermrooster vervangen door een onverdacht exemplaar. Lost ook dát het probleem niet op moet je je maar weer even melden, dan gaan we verder zoeken.

Dat de ontvanger alleen werkt op de langegolf zal een slecht werkende oscillator zijn.
De werking van de oscillator kan je testen door een andere (wel werkende) radio naast het defecte toestel te zetten.
De goede radio stem je af op een zwakke zender op de middengolf op circa 1200 kHz = 250 meter.
De te meten radio stem je af op circa 748 kHz = 400 meter = Radio 5.
Bij het heen en weer draaien aan de afstemming van de te meten radio moet je op de goede radio een in frequentie variërend fluittoontje horen.

Deze test werkt op alle superheterodyne radio's (dat zijn de meeste radio's die na 1945 zijn geproduceerd) en op alle frequentiebanden. Maar waarom eigenlijk?
Daarvoor even een klein beetje theorie.

Een superheterodyne ontvanger, kortweg superhet of super genoemd, is opgebouwd uit een aantal blokken zoals op het onderstaande plaatje is te zien.

http://www.gloeidraad.nl/fotoserver/chimage.php?image=superhet.gif

Het antennesignaal wordt via de antenne-afstemkring toegevoerd aan het eerste rooster (gezien vanaf de kathode) van de mengbuis, in dit geval het heptode-deel van de UCH42.
Het triode-deel van de UCH42 is de oscillator. Deze oscillator wekt een hoogfrequentsignaal op dat gelijk is aan het antennesignaal PLUS de middenfrequentie. Als de middenfrequentie 452 kHz is, en de gewenste ontvangstfrequentie is 1000 kHz, dan moet de oscillatorfrequentie 1000 + 452 = 1452 kHz zijn.

In de mengbuis UCH42 wordt via het derde rooster (geteld vanaf de kathode) het oscillatorsignaal samen gebracht met het antennesignaal. Door de instelling van de mengbuis worden nu de som- en verschilfrequentie van het antennesignaal en het oscillatorsignaal op de anode geïntroduceerd.
Op de anode van de mengbuis UCH42 is het eerste middenfrequentbandfilter aangesloten. Dit filter is afgestemd op de middenfrequentie zoals de naam al aangeeft. De middenfrequentie is een vaste waarde voor deze radio, maar kan per radio verschillend zijn. Een algemene standaardfrequentie voor West-Europa is sinds ca. 1950 452kHz.
Het MF-bandfilter laat dus alleen de frequentie van 452 kHz door. En dit is héél toevallig? knipoog de verschilfrequentie tussen de oscillatorfrequentie en de antennefrequentie.

Daarna wordt deze middenfrequentie nog een keer versterkt en volgen er een detector, een laagfrequentvoor- en eindversterker, maar dat is voor de theorie achter de test voor de oscillator niet van belang.
Van belang is de wetenschap dat de oscillatorfrequentie te berekenen valt uit de afgestemde frequentie (wat de wijzer op de schaal aanduidt) en de middenfrequentie (die meestal ergens op het chassis is vermeld).
In 95% van de gevallen is de oscillatorfrequentie hoger dan de ontvangstfrequentie, maar zoals zovaak zijn er uitzonderingen. Op de kortegolf wordt een enkele maal gekozen voor een oscillatorfrequentie die láger is dan de ontvangstfrequentie. Iets om bij de test rekening mee te houden.
De middenfrequentie in ontvangers van na 1950 is voor de KG, MG en LG meestal 452 kHz, voor de FM-band is de middenfrequentie bijna altijd 10,7 MHz.

Een opgewekt hoogfrequentsignaal blijft nooit helemaal binnen zijn eigen beperkte behuizing. Op korte afstand is deze altijd merkbaar. Denk maar aan de commotie over de stemcomputers die enkele dagen geleden ontstond.
Daarom kan je met een andere ontvanger dat oscillatorsignaal ook weer "afluisteren".
Door een radio af te stemmen op de oscillatorfrequentie van de te onderzoeken ontvanger en die oscillatorfrequentie te laten interfereren met een radiozender kan je dus je oscillator testen.

Dan blijft er nog 1 probleem over: de radio in kwestie heeft een afstemschaal in meters, hoe kom je er nu achter wat de frequentie is in kiloHertz?
De formule daarvoor is
300 gedeeld door de golflengte in meters = frequentie in MegaHertz
of
300 gedeeld door de frequentie in MegaHertz = golflengte in meters
Waarbij 1 MegaHertz = 1000 kiloHertz

Het is allemaal een beetje rekenen, maar als je er een beetje ervaring mee hebt gekregen zal het vast wel lukken.

mvg, Ed





Reacties / Answers:


Terug naar Nederlands Forum over Oude Radio's