dubbeltriode 6SN7GT/A (Techniek Radio/TV)
En al die GT-uitvoeringen zijn gespecificeerd op een Pa max van 2,5 Watt.
Zoals al eerder gezegd is dat niet zo, zie b.v. de getoonde Sylvania spec uit 1955. Deze staat ook bij Frank op de webaite. Zoals zo vaak bij veel verkochte buizen zijn er ook in dit geval in de loop van de tijd een aantal wijzigingen doorgevoerd. De GT is indertijd (1941) ontworpen als TV-buis, en toen in de jaren '50 de beeldbuizen groter werden kwam men met zwaardere types (de GTA en GTB). De GT bleef, maar kreeg een wat lichtere anode. Dit is overigens niet van veel belang voor deze discussie omdat het hier om voorversterkerbuizen gaat.
In een lijnversterker zou je uit een 6SN7 maximaal voordeel kunnen trekken door de anodeweerstand van de buis te vervangen door een stroombron. Dat resulteert vooral bij die buis in extreem lage vervormingscijfers.
Je ziet dan dat het bij de ECC82 een probleem wordt om bij een normale voedingsspanning die lijn zodanig te plaatsen dat je de karakteristieken grotendeels onder dezelfde hoek snijdt om Ri onder alle omstandigheden constant te houden. Alleen dan blijft de vervorming laag.
Dat spreekt elkaar nogal tegen. Betrouwbare vervormingspercentages van buizen zijn inderdaad nauwelijks te specificeren, er hebben zich al veel auteurs aan vertild. De reden hiervoor is simpel, buizen vervormen niet (en "klinken" niet), maar hebben slechts karakteristieken. Het gaat bij vervormingspercentages dus uitsluitend om de complete schakeling. Natuurlijk is bij een TV-buis om begrijpelijke redenen de toegelaten voedingsspanning hoger dan bij een voorversterkerbuis, maar dat speelt hier niet omdat we het in dit geval over voorversterkers hebben die immers niet meer dan een paar volt hoeven te verwerken. Jones doet metingen met veel grotere signalen (+28 dBu, circa 20 volt), dit valt ruim buiten het toepassingsgebied waar we het hier over hebben. Hij stelt weliswaar dat de vervorming van een schakeling evenredig is met de uitsturing, maar dat gaat helaas alleen op wanneer je relatief kleine signalen gebruikt. Verder valt het me op dat Jones niet in de gaten lijkt te hebben dat de 6SN7GT, net als de 6BX7 en de 6BL7, ook een "field scan amplifier" is. De ECC82 (uit 1954) schaart Jones in zijn boek overigens ook onder dit soort, maar historisch gezien klopt dit niet. Zijn boek is overigens best aan te raden, hij geeft veel praktische tips. Zoals de tip om bij het gebruik van 6SN7GT buizen te letten op de secondaire emissie, hij doelt hierbij op het gebruik van inwendig met carbon behandelde 6SN7GT buizen. Hij heeft gemeten dat dit 6 dB scheelt in het vervormingscijfer, wat er al op wijst dat zijn metingen niet zozeer betrekking hebben op voorversterkers maar op eindversterkers.
Volgens Jones geven schakelingen met triodes de minste vervorming wanneer je zo'n buis belast met een stroombron of met een hoogohmige weerstand. Ook dat lijkt me een goede tip, echter alleen bruikbaar bij een voorversterker.
Samenvattend, wanneer je iets zinnigs wilt zeggen over het toepassingsgebied van een bepaald buistype heeft het weinig zin om naar een specifieke schakeling te gaan kijken. Ik weet wel dat de Kondo leer tegenwoordig weer zeer populair is, maar dan hebben we het meer over kunst dan over versterkertechniek. Kondo ontwerpt inderdaad een versterker rondom een buis, maar voor dat soort technieken gelden dan ook zeer afwijkende regels die bij nabouw helaas nooit worden gevolgd. Vooral bij de huidige zilverprijzen.
Wat betreft de ongeschiktheid van de ECC83 als lijnversterker, daar ben ik het zeer mee eens. Voor dat doel kan je beter een ECC82 gebruiken, een lijnversterker moet immers wat stroom kunnen leveren, vooral wanneer het om lange kabels gaat.
Maar de vraag ging toch over een voorversterker, dacht ik. Het is niet onverstandig om bij een voorversterkerbuis vooral te letten op aspecten zoals ruis, brom en microfonie. Dat je daar bij een lijnversterker nauwelijks last van hebt lijkt me eigenlijk vrij logisch.
Wat ik zei over het triodemodel, en dat het gebruik van het begrip tegenkoppeling hierop zonder meer van toepassing is, slaat niet op de Miller capaciteit. Een triode kan je modelleren als een pentode die is tegengekoppeld. Dit werkt ook bij praktische versterkers, je hebt de cursus van Menno van Veen gevolgd dus dat weet je wel. Het voordeel van dit model is dat de modellering hierdoor wordt vereenvoudigd, en dat de relatie tussen triodes en pentodes inzichtelijker wordt. Menno is, voor zover ik weet, nogal gecharmeerd van dit denkmodel, vooral uit educatieve overwegingen.
Berichten in deze thread:
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Frans Hamer,
10.11.2011, 20:39
- dubbeltriode 6SN7GT/A - Ben Koehorst, 11.11.2011, 08:33
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Ouwe Schipper,
11.11.2011, 13:38
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
John Hupse †,
11.11.2011, 19:04
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Ben Koehorst,
13.11.2011, 14:27
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
John Hupse †,
13.11.2011, 16:01
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Ben Koehorst,
13.11.2011, 22:23
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
John Hupse †,
14.11.2011, 10:44
- dubbeltriode 6SN7GT/A - Ben Koehorst, 14.11.2011, 15:10
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
John Hupse †,
14.11.2011, 10:44
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Ben Koehorst,
13.11.2011, 22:23
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Ouwe Schipper,
13.11.2011, 16:53
- dubbeltriode 6SN7GT/A - Ben Koehorst, 13.11.2011, 22:36
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
John Hupse †,
13.11.2011, 16:01
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Ben Koehorst,
13.11.2011, 14:27
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
John Hupse †,
11.11.2011, 19:04
- dubbeltriode 6SN7GT/A - John Hupse †, 11.11.2011, 19:30
- dubbeltriode 6SN7GT/A -
Frans Hamer,
13.11.2011, 22:22
- dubbeltriode 6SN7GT/A - Ben Koehorst, 13.11.2011, 22:27